Geen ziekte krijgt André Wiltschut eronder.
Geen ziekte krijgt André Wiltschut eronder.

"Achter de geraniums? Ik vind geraniums stinken!"

Algemeen

PUTTE - Jarenlang was André Wiltschut het gezicht van De Luchtballon in Calfven. Als directeur stond hij haast dagelijks in de spotlight, die hij dan vakkundig richtte op 'zijn' vakantiekampen voor kinderen met luchtwegaandoeningen. Sinds zijn gezondheid hem tot stoppen dwong, is André uit de spotlight verdwenen: "Ik vind het verschrikkelijk als mensen me zielig vinden, dat ben ik ook zeker niet", zegt hij. André telt liever zijn zegeningen, en wil niet achter de geraniums verdwijnen: "Ik vind geraniums stinken".

Het is niet aan hem te zien, maar André Wiltschut is ernstig ziek. "Diabetes, trombose, cyclische cushing, er zijn zes tumoren uit mijn lichaam verwijderd. Ik heb een tia gehad en meerdere hersenbloedingen, door een oogaandoening ben ik mijn rechteroog verloren, ik heb een hartinfarct gehad, er zit een gat in mijn hart dat niet hersteld kan worden en heb last van nierfalen", somt hij op, "aan de binnenkant ben ik behoorlijk rot."

Tomeloos enthousiasme

In zijn tijd als directeur van De Luchtballon stond André al bekend om zijn tomeloze enthousiasme en zijn onuitputtelijke energie. Hij kijkt er met veel plezier, en de nodige begrijpelijke weemoed, op terug. "Moeten stoppen bij De Luchtballon was heel zwaar. Ik was bijna klaar met mijn opdracht, we wilden nog één jaar bouwen en dan volop aan de slag met de exploitatie van het park. We boden zo'n 10.000 overnachtingen per jaar aan, maar als de bouw erop zat konden dat er nog meer worden. Daar ging ik voor, en daarom stond ik ook vaak in de krant. Ik deed mijn uiterste best om geld, goederen en mankracht voor De Luchtballon te genereren. Via mezelf hoopte ik de aandacht te kunnen vestigen op het goede werk dat De Luchtballon deed. Toen mijn specialist me te verstaan gaf dat ik écht moest stoppen deed dat pijn, heel veel pijn."

Onbevangen

Onvergetelijke momenten van zijn Luchtballon-tijd kan André desgewenst blijven opsommen. "Hoogtepunten waar we jaarlijks naartoe werkten waren natuurlijk de vakantiekampen voor onze eigen doelgroep, kinderen met astma, maar ook kinderen met voedselallergie of huidproblemen. Als bijvoorbeeld de kinderen van de Mytylschool in Roosendaal op de fiets naar De Luchtballon kwamen begonnen ze aan het begin van de Trambaan al te bellen. Ik ging dan naar buiten, en gaf ze allemaal een high five als ze het terrein opreden. Als er kinderen jarig waren dan jutte ik de groep op om zo hard mogelijk voor ze te zingen. Het is niet zo moeilijk om een vakantie voor kinderen onvergetelijk te maken. Een high five of een verjaardagsliedje is vaak al genoeg", glundert André, "zelfs nu krijg ik nog wel eens mailtjes van kinderen die destijds op De Luchtballon verbleven. Die vertellen me dan hoe ze in de put zaten, en ik met ze kwam praten, zodat ze zich beter zouden voelen. Pas nog mailde een kind van toen me hoe hij nu fysiotherapie studeert, omdat hij óók kinderen wilt helpen. Dat is toch geweldig? Ik was gewoon onbevangen, het is prachtig om te zien hoe dat doorwerkt."

Een helpende hand

Hoe het komt weet hij zelf niet, maar André Wiltschut lijkt wel te zijn geboren om mensen te helpen. Ondanks zijn ziekte helpt hij enkele Syrische gezinnen hier in de omgeving en is hij erg begaan met de slachtoffers van de natuurrampen in Indonesië. Het Ossendrechtse Roparunteam De L'Oslopers helpt hij bij de jaarlijkse productie van vogeltaarten en hij adviseert nog regelmatig organisaties die kunnen profiteren van zijn jarenlange ervaring en contacten. Daags voor zijn gesprek met De Zuidwestkrant ging hij nog op bezoek bij een vrouw die vorig jaar haar zoon en echtgenoot verloor, gewoon zodat ze haar verhaal kwijt zou kunnen." Ik draag altijd twee zakdoeken bij me, eentje voor mezelf, en eentje voor als iemand anders 'm nodig heeft. Luisteren kost niets en kan heel veel betekenen. Bovendien vind ik het fijn als een gesprek niet áltijd over mij gaat. Ik vind het verschrikkelijk als mensen me zielig vinden. Als ik er straks niet meer ben wil ik niet dat mensen van me kunnen zeggen dat ik na mijn diagnose achter de geraniums ben gaan zitten. Ik doe wat ik kan, want wat ik kan, kan niemand me ooit meer afnemen."

Onuitputtelijk

Hoewel zijn specialisten hem te verstaan hebben gegeven dat zijn gezondheidssituatie ernstig is, ziet de 'onderhandelaar' in André altijd wel ergens een lichtpuntje. Hoe klein dat lichtje aan de horizon ook is, het houdt hem op de been. Zijn ziekte maakt het hem soms verdomd moeilijk, maar toch kan hij nog altijd teruggrijpen op die eigenschappen. Zijn enthousiasme en energie zijn er nog steeds, hoe moeilijk het soms ook is. "Het lukt me niet altijd om te vergeten dat ik ziek ben", geeft André toe, "ik had gehoopt maatschappelijk nog meer betrokken te kunnen zijn, maar mijn gezondheid is zo onvoorspelbaar dat ik bijvoorbeeld geen bestuurslid van een club of vereniging kan zijn. Zo'n functie vereist regelmaat, en ik kan nooit vooraf voorspellen hoe ik me voel. Soms zit ik vol energie, soms ben ik na vijf meter lopen volledig kapot, of doe ik er dagen over om mijn tuin in orde te brengen of ons campertje te poetsen. Ik moet bewust naar dingen toeleven, energie opsparen en pieken zodat ik daarna kan instorten. Maar ik haal al mijn hele leven inspiratie uit mensen die iets van hun leven willen maken, en dat wil ik zelf ook nog steeds. In Europa zijn hooguit een handjevol patiënten die een ziektebeeld hebben dat met dat van mij te vergelijken is, en ik ben de langstlevende. In september wil ik met mijn vriendin Josepha, de meest begrijpende vrouw die ik ooit heb gekend, naar Indonesië, waar ik geboren ben en mijn zus woont. Mijn artsen gaan daar met mij naartoe werken. We willen daar ook hulp gaan bieden aan de lokale bevolking die is getroffen door die vreselijke natuurrampen, de tsunami, aardverschuivingen en vulkaanuitbarstingen. En ook daarna wil ik nog zoveel. Er is altijd wel iets, of iemand, die je kunt helpen. Ik heb mijn specialist laten weten dat ik minimaal 85 wens te worden en daar ga ik voor!"

Die door enthousiasme gestuurde overlevingsdrang is wat André Wiltschut kenmerkt. "Ik doe alles wat ik kan om zo lang mogelijk in conditie te blijven. Mijn fysiotherapeut fluit me regelmatig terug en soms moet ik mezelf vermanend toespreken. "Dreetje, je bent zieker dan je denkt", zeg ik dan. Maar tot nu toe is het me ondanks alle tegenslagen altijd nog gelukt om de kracht te vinden om verder te gaan, gewoon omdat ik niets liever wil. Er is nog meer moois dan minder moois. Ik wil nog heel veel dingen meemaken, want hoe klein die dingen ook zijn, ze zijn altijd betekenisvol. En hoewel ik erg van bloemen hou van - bloemschikken is één van mijn hobby's - achter de geraniums zitten kán ik gewoon niet. Ik vind geraniums stinken!"

André en Josepha zijn van plan om in september naar Indonesië te gaan.
Lopen met hond Kyra doet André nog zoveel hij kan.