Afbeelding

Borrelpraat

Algemeen

In onze jeugdjaren moesten ook wij naar school. Als je dan rond de Antoniusmolen woonde was het vier keer per dag anderhalve kilometer, dus 6 kilometer bij elkaar, lopen.

We bietsten rond deze tijd van het jaar een paar suikerbieten mee, die lagen
opgeslagen op de plek waar later het politiebureau was, bij Vogelenzang. Als je Mannie, de dorpsveldwachter, niet was tegengekomen dan had je geluk.

Aangekomen bij de groentewinkel van Verdult (’de nul’), gaf je de suikerbieten aan de groenteboer, die waren bestemd voor zijn paard.

Als je dan thuiskwam zat je helemaal
onder... de blubber.

Gerrit.