Afbeelding

Koeien melken met de hand

Algemeen

Zo rond de jaren 60 van de vorige eeuw had je op Halsteren en Lepelstraat nog een groot aantal boerenbedrijven, wel 80 tot 100 stuks, waarvan een deel als neveninkomsten maar het grootste deel als hoofdinkomen. Gezien de grootte van die bedrijven was het vaak geen vetpot. Toch zeker met droge of juist natte jaargetijden, en dus misoogsten en/of hele slechte prijzen als de oogst juist overvloedig was.
Dit stukje gaat over zo’n boertje met wat land in de polder en wat land op het ‘hoog’, waarmee ze de zandgrond bedoelden.

Het gezin had opgroeiende kinderen en zoals het gewoon was hielpen die allemaal mee, dit was geen punt van discussie. Moeder had als taak het huishouden en het erf netjes houden, vader was heel de dag bezig op het land. Het werk was veelal met de hand, of lopend achter het paard op het land. Daarnaast alles wat er op de boerderij zelf te doen was, en na schooltijd hadden de kinderen elk hun eigen taak toegedeeld gekregen. De twee jongens zorgden dat de beesten eten op voorraad hadden, daarnaast was stallen uitmesten een van de vaste taken naargelang er veel of weinig dieren op stal stonden. Verder deed vader beroep of hen als er ander zwaar werk te verzetten was. Of ze dit nu leuk vonden of niet, het gebeurde zoals vader besliste. Leen was het enige meisje in huis en zodoende kreeg zij de taak moeder te helpen in het huishouden. Laat nu net het schuren en schrobben geen liefhebberij zijn van haar, ze mopperde er vaak over. Op een dag besliste vader dat ze voortaan de koeien moest melken, en zorgen dat de melkbussen netjes aan de weg stonden als de melkrijder die tweemaal per dag kwam ophalen. Nu was Leen van de regen in de drup gekomen want hier had ze helemaal geen zin in, en alles moest nog op uur en tijd ook. Alleen er hielp geen uitvlucht aan, vader had gesproken en zoals het vroeger in de gezinnen ging dan luisterde je. Enkele jaren gingen voorbij en als Leen op een verjaardagsfeestje, waarbij de hele familie in een ronde kring zat, weer eens klaagde, riepen haar broers dat ze niet moest zeuren. Die zeiden dan dat zij lekker warm in de stal zat, terwijl zij in de wintermaanden in de kou buiten het voer uit de kuil moesten halen. Ja, daar had ze dan ook weer wel begrip voor. De tijd brak aan dat Leen een vrijer kreeg en dat werd serieus, dus na enkele jaren verkering besloten ze te trouwen en ze ging in de stad wonen. Het was een goed gebruik dat de familie zondags na de kerk samen koffie en een borreltje dronk en voortaan kwam ook Leen met haar man hiernaartoe. Toen op zekere dag, riep vader zijn schoonzoon en zei ‘je moet eerst even mee gaan kijken wat ik nu gekocht heb’. Hij opende de schuurdeur en daar stond een splinternieuwe melkmachine, zo een waar de koeien op aangesloten en automatisch gemolken werden. Ja, zei vader, dat melken waren we snel beu, dat was geen werken zo. Om de hoek stond Leen beteuterd naar moeder te kijken en die zei alleen maar: ‘ja, zo zijn mannen nou eenmaal!’ Leen had die dag geen best gevoel. Nu komt elke verjaardag als er een borreltje wordt gedronken steeds de vraag naar voren van: ‘hoe zat dat nu ook alweer met dat melkmachien Leen?’ Ze kan er nu om lachen maar het heeft wel een tijdje geduurd eer het zover was.

 Twan Simons

Tot de volgende Volluk, Twan Simons.