Brabants herdenkingsgedicht voor slachtoffers coronavirus

er zijn nog steeds mensen die je naam fluisteren  

(door Elianne van Elderen)

het werd het eerste jaar dat we niet
naar de kermis gingen en ons dorp een vacuüm leek
we verbraken zeven keer onze highscore
van tetris op internet en op mijn verjaardag
kreeg ik brownies door de brievenbus


we maken de balans op van alle keren
waarvan we niet wisten dat het de laatste zou zijn: de kringverjaardagen, de polonaise, de avond tussen zwetende mensen toen je je fiets niet
terug kon vinden, de gesprekken bij de koffieautomaat, de donshaartjes van een vreemde aaien


we houden dagelijks de cijfers in de gaten van wat onmeetbaar is:
mijn zusje weet zichzelf geen houding te geven, 
de enige keer dat ze eerder een dood lichaam had gezien was toen ze de hamster begroef in onze achtertuin,
we leren afscheid nemen via video
voor sommige dingen bestaan geen protocollen en we proberen verschillende vormen van troosten uit


ik weet niet hoeveel lichamen er nog passen in verdriet
en ik ken lang niet al je namen maar er zijn zoveel manieren
om je te missen: een schaduw die op de jouwe lijkt
in de glijbaan van de Kempervennen, die middag
toen je zei dat we ons wiskundehuiswerk niet af hoefden te maken
omdat er in de wei naast ons huis een schaap beviel, de geur
van de container waar je spullen nu in opgeslagen staan,
de ongebruikte placemat in het keukenkastje, het recept
voor paprikasoep dat nooit is opgeschreven, de laagvliegende vogels waarvan je hoopte dat ze ooit op je hand zouden landen, de gelijkenis tussen jullie gezichten die niet meer wordt benoemd


we zoeken je nog wel eens
in de struiken achter het elektriciteitshuisje
die je elke keer weer als verstopplek koos
er zijn nog steeds mensen die je naam fluisteren
en ik schrijf je nog elke maand in
voor cursussen: bloemschikken, tekenen, judo, excel voor beginners,
en wanneer ze me mailen dat je niet aanwezig was weet ik dat ik niet de enige ben die af en toe nog stiekem op je wacht


we wachten voortdurend op iemand die het einde aan zal kondigen,
de winkelwagentjes weer aan elkaar zal maken,
tot we de uitnodigingen de deur uit kunnen doen,
wanneer we binnenkort onze schoenen weer kunnen verliezen
in de zweefmolens boven de stad, onze knieën weer openhalen
tijdens wedstrijden op kunstgras ondanks de lege plek op de tribune, maar kijk omhoog, er zijn vormen achtergelaten
die niet opgevuld hoeven worden

wat ik je probeer te zeggen is:
we komen bijna thuis