Kattenmens

Ik mag het niet zeggen maar ik haat katten. Uitgerekend ik woon in een straat waar veel katten wonen. Al die katten poepen in mijn tuin en plassen in de poort naast mijn huis. Ze vechten met regelmaat in mijn tuin krijsend uit wie de baas is en glippen soms mijn huis in. Ik haat het: andermans katten in mijn tuin of huis. Om nog maar te zwijgen over het nachtelijke krolse gegil. Toen gistermiddag na een zoveelste vechtpartij tussen deze katten met veel kabaal een kat via mijn muur in mijn tuin viel en op de tuintafel bleef zitten, stormde ik naar buiten en kwam al mijn opgekropte razernij eruit. "Ksssst" blies ik. "Weg jij!" Ik stampte en rende hem achterna. Vanuit de tuin riep ik woedend naar manlief die binnen zat: "Ik haat ze, katten. Dit was dacht ik degene die elke ochtend naast de voordeur zit te poepen! De volgende keer krijgt ie een emmer water!" Terwijl ik terugliep, zag ik het hoofd van de buurvrouw boven de schutting uitsteken. Ze stond op een trap en zeemde haar ramen. "Hoi, doe je de ramen?", vroeg ik onnozel. "Ja", zei ze, "en dat was onze kat..."