Virgina Suijkerbuijk - van Agtmaal (rechtsboven), naast haar moeder. Zittend haar zussen Jaan en To.
Virgina Suijkerbuijk - van Agtmaal (rechtsboven), naast haar moeder. Zittend haar zussen Jaan en To.

Nuchtere ondernemersdochter over Vaeders Hoefke

Algemeen

HUIJBERGEN - Op haar 23e vertrok Huijbergse Virgina van Agtmaal uit Huijbergen, kort nadat ze was getrouwd met Gidus Suijkerbuijk, de smid van Hoogerheide. Inmiddels is ze 92. Lichamelijk gaat het nog redelijk, en geestelijk is ze nog prima in orde. Aan Vaeders Hoefke, het café van haar ouders, denkt ze nog regelmatig terug. 

Dat het nog altijd in de familie Van Agtmaal is vindt ze mooi. Dat het mogelijk verdwijnt vindt ze jammer, maar zoals misschien te verwachten bij een dochter van een ondernemersfamilie is ze ook nuchter: “Zo’n jongen moet toch zijn boterham kunnen verdienen? Vaeders Hoefke is zo’n oud boeltje, wat kost het wel niet om dat op te knappen? Het zou jammer zijn als het verdween, maar als dat het beste is dan moet het. Een café moet de kost kunnen verdienen.”

Over hoe je dat doet, de kost verdienen in een café, weet Virgina heel veel. Ze werd geboren als dochter van Johannes van Agtmaal en Marie Goris, die het café van Johannes tante, de Gouden Leeuw, uitbaatten aan de Van Agtmaalstraat. 

“Mijn vader wou graag een eigen zaak”, zegt Virgina, “en mijn oudtante wilde niet verkopen. Dus begonnen mijn ouders voor zichzelf, naast hun boerderij. Hun café heette Hof van Holland, een echt boerencafé, dat we nu kennen als Vaeders Hoefke. Zo werd het genoemd door mijn broer Piet, die de zaak overnam toen mijn vader in 1971 overleed. Hij heeft van de koeienstal een feestzaal gemaakt.”

Lief en leed

Toen Hof van Holland voor het eerst open ging was Virgina 7 jaar. Zo vaak ze kon hielp ze haar moeder in het café, samen met haar zussen. “We waren met tien thuis”, zegt ze niet zonder trots. De overgang tussen het café en de huiskamer van de familie Van Agtmaal was soms lastig te bepalen. Logisch, zegt Virgina: “Als het koud was ging de verwarming in het café niet aan, dan zaten mensen gewoon bij ons in de huiskamer en werden daar de zware verhalen verteld”, lacht ze, “trouwens, in die tijd was een café nog echt de huiskamer van het dorp. Er woonden misschien 800 mensen in Huijbergen, en die kwamen bijna allemaal bij ons. Ook bijna alle verenigingen kwamen bij ons, de jagersvereniging, de jonge boerenstand, het personeel van de melkfabriek, de missienaaikring. En de koffietafels na uitvaarten waren ook bij ons. Ik denk niet dat er iemand op het kerkhof van Huijbergen ligt voor wie de koffietafel niet bij ons was. Zo ging dat in een boerencafé in een dorp. Daar werd lief en leed gedeeld.”

Anders

Uren kan Virgina vertellen over het leven in het latere Vaeders Hoefke. Over de carnavalsfeesten, met half Huijbergen in het café. Over de groepen van soms wel 80 soldaten die na hun rijles koffie mochten drinken in het café, over de moppen die er getapt werden, over de lokale garde die kwam controleren of de sluitingstijd van 23.00 uur wel werd nageleefd, over de jukebox die de familie aanschafte om het nog gezelliger te maken, of over de vele potjes biljart of kaarten die er zijn gespeeld. 

“Vaak zaten er wel 8 tafels te kaarten”, zegt Virgina, “meestal werd er gespeeld om een rondje, zo ging dat toen. Een boekske hielden we niet bij, mensen onthielden zelf wat ze hadden gedronken. Je vertrouwde elkaar. Nu is het heel anders. Verenigingen zijn allemaal naar MFC’s getrokken en mensen gaan minder naar een café en zijn anders, anoniemer. Ik zou in deze tijd geen café meer willen hebben…”