Afbeelding

Dialect: Stukskes (2)

Algemeen

 Op woensdagmorgen is het voor mij altijd weer passen en meten. Welke reacties zal ik plaatsen in de eerstvolgende aflevering en welke pas in de tweede? Deze volgorde is steeds puur toeval, al moet ik zeggen dat de bijdrage van Peter Borremans vaak de tweede week pas wordt geplaatst. Niet omdat die minderwaardig zou zijn aan de andere, maar omdat ik daar het meest mee kan spelen. Peter levert namelijk meestal zo veel in, dat ik het onmogelijk allemaal kan opnemen. Ik haal dus bij hem de krenten uit de pap en gebruik zijn bijdrage naarmate ik ruimte heb. Ook deze week is dat weer het geval.

En natuurlijk houd ik me ook bezig met het bedenken van het volgende thema.

 Stukskes (het woord van de vorige keer)

Peter Borremans begint met: stukskes betekent stukjes. En dat is wat anders dan stukke. Stukke betekent dat iets stuk, kapot is. Meej stukke staon (Met pech staan). Mette stukke betold zèèn (Gedupeerd achterblijven).

Het verkleinwoord is: stukske. Wul d’n stukske kèès? (Wil je een stukje kaas?). In het Berregse vastenavendlied ‘Mie d’n Os die ad ‘n geitje zit de regel: ‘t Was in de leste strijd, was z’n stukske van d’r uier kwijt.

Voor een klein stukje, een kleine afstand, kennen we volgens Brabants mooiste Woord (Wim Daniëls) in onze provincie ook de woorden bolsgeut, bolscheut en balscheut, die in wezen een samentrekking vormen van een bal gooien en een bal schieten.

Een stukkezak is een stoffen zakje om brood in mee te nemen.

Woensdrechtenaren spreken stuk meestal uit als: stuuk. ‘n Stuuk ien oew klwoote/kraog/aor/koont ebbe (Letterlijk: een stuk in je kloten/kraag/haar/kont hebben) is dronken zijn. Ien ‘t stuuk staon is per stuk gedane arbeid betaald worden.

Het meervoud van stuuk is: stuukke. Da kos stuukke van meense (Letterlijk: Dat kost stukken van mensen) betekent: Dat kost erg veel inspanning of: Dat kost een kapitaal.

Het Nederlandse woord stukje betekent: een klein deel, bijvoorbeeld een stukje taart, of: een kort artikel, bijvoorbeeld: Mijn neef schrijft stukjes in de krant. Als je iets wilt bereiken, ga je van stukje tot beetje naar het doel. We kennen natuurlijk het gezegde: een lekker stuk. In Breda zegt men dan: Z’is gèèf van ‘oren en pootte.

Ook uit Onder ons gezegd ... in Brabant heeft Peter het nodige op weten te diepen, bijvoorbeeld: Harrieke Swinkels mog dan klèn van stuk gewist zèn, maar waar toch ‘m gaagt man.

Bedankt weer, Peter!

 Een stukske geluk

Als je als eenvoudige schoolmeester je carrière bent begonnen, is het toch wel een beetje verbazingwekkend als je na je actieve loopbaan in verschillende boeken wordt beschreven als artiest. Vorig jaar verscheen het standaardwerk van Cor Swanenberg met de titel ‘Brabantse Humor in verhalen, gedichten en liedjes in de streektaal’ en daarin is anderhalve pagina gewijd aan Jan Luysterburg. En dit jaar verscheen het boek ‘Stukskes’ van Paul Spapens, met daarin een heel hoofdstuk over mijn ‘artiestenbestaan’. Daarin is ook het volgende voordrachtje opgenomen, dat ik niet zelf heb verzonnen, maar me nog wel goed kan herinneren, na ruim zestig jaar.

40 JAAR LATER

Op een bankje zit een bejaarde vrouw wat te suffen (haar tasje en haar paraplu naast zich), totdat er een bejaarde man voorbij komt sloffen. De vrouw lijkt de man te herkennen.

Vrouw (aarzelend): ….. Krelis?

De man kijkt op, want hij heet inderdaad Krelis. Hij kijkt nog eens goed, want hij meent haar ook te herkennen.

Krelis: … Jaantje?

Jaantje: Oh, Krelis … Krelis Teuteboom … ik had je bijna niet herkend. Het is ook zo lang geleden.

Krelis: Ja Jaantje, eens denken, toch zeker veertig jaar.

Jaantje: Klopt.

Krelis: Wat waren we verliefd op elkaar.

Jaantje: Ja.

Krelis: We zaten samen onder de notenboom. De noten lagen onder de notenboom. De merel zong in de notenboom. Mijn paraplu hing aan de notenboom.

Jaantje: Ja Krelis, ja.

Krelis: Wat waren we gelukkig samen.

Jaantje: Ja Krelis, ja.

Krelis: Totdat je vader kwam. Hij riep kwaad tegen jou: ‘Zit je weer te teuten met die Teuteboom?’ En hij joeg me weg. Nota bene met m’n eigen paraplu!

Jaantje: Ja, Krelis, dat was erg, hè.

Krelis: Dat was verschrikkelijk. Daarna heb ik nooit meer een meisje gehad. Ik ben altijd vrijgezel gebleven.

Jaantje: Ik ben ook nooit getrouwd, Krelis.

Krelis: Echt waar? Dan kan ik het je eindelijk vragen. (Gaat moeizaam op zijn knieën zitten). Lieve Jaantje … zou ik … mag ik …wil je …

Jaantje: Ja Krelis, zeg het maar.

Krelis: Kan ik … mag ik … na veertig jaar … m’n paraplu terug?

Jaantje pakt woedend haar paraplu en gaat de vluchtende Krelis achterna.