Twan Simons
Twan Simons Foto: Dennis van Loenhout

Volluk: Pekweg

Algemeen

Ik was een klein manneke halverwege de jaren 50 van de vorige eeuw, en wij woonden aan een van de wegen in het buitengebied. In die tijd waren de meeste wegen in het buitengebied onverhard, dit hield in dat het zandwegen waren waar wat verharding in de kuilen en gaten gegooid werd als reparatie. 

Dit gebeurde in Halsteren vaak met stenen en sintels, die als restproduct van de gieterijen in Bergen op Zoom kwamen. Dit was goedkoop voor de gemeente en de fabrieken waren zo gemakkelijk van hun restproducten af. Nu zou het waarschijnlijk chemisch afval zijn, maar toen wist men niet beter.

Tot de jaren 40 waren alleen de Dorpsstraat en nog een enkele aansluiting hiervan verhard met klinkers. De Halsterseweg en Tholenseweg waren provinciewegen die al veel eerder verhard waren. De Steenbergseweg, van Vogelenzang tot aan de oude molen, die voor de oorlog al was uitgezet en afgegraven is na de oorlog een betonweg geworden.

In de jaren 50 ging men overal de wegen verharden, al ging dit langzaam en het duurde dus nogal een tijd vooraleer alles verhard was. In de dorpskern deed men dit met klinkers en in de polder wel met kasseien (kinderkoppen). Daarnaast zag je in het buitengebied vaak een verharding die wij een pekweg noemden.

Op een dag was ook de Kannewielseweg aan de beurt. Dit was voor mij een belevenis die ik nooit vergeten ben. Toen kwamen er arbeiders de zandweg uitgraven en uitvlakken, dit gebeurde zowel met machines als met de schop. Daarna kwam een vrachtwagen al achteruitrijdend een mengsel van gemalen stenen uitkiepen.

Ketel

Als dit ook weer afgevlakt was kwam een levensgrote machine al razend voorbij met hierop een grote ketel met kokend teer. De luchtgekoelde motor gaf veel geluid, toch zeker als die dan langzaam voorbij kwam. Vanuit een grote pijp aan de achterkant sproeide men een dikke laag warme teer op de grond. Bovenop die machine stonden mannen in zwarte pakken en met zwarte mutsen, die met een slang en sproeier de stukken aan de kanten en gaten die waren overgeslagen opvulden.

Daarachter kwam er weer een achteruitrijdende vrachtauto die er een centimeters dikke laag losse steentjes op uitstortte.
Gevolgd door een wals die alles vlak reed.
Dit alles bij elkaar, die mannen in zwarte pakken, het geraas, grote vrachtauto`s en zware machines hebben bij mij een nooit vergeten indruk achter gelaten.

Ik heb heel de dag voor het raam staan kijken, en voor die zwarte mannen had ik veel ontzag. Lang zei moeder als ik iets had uitgevreten van: ik haal die zwarte mannen erbij hoor, voor mij was dat toen erger dan zwarte piet.

“Ik heb heel de dag voor het raam staan kijken en voor die zwarte mannen had ik veel ontzag”

Gevaar

Die steentjes waren een groot gevaar, dit was geen fijn parelgrind, maar gebroken stukjes hardsteen, en dus vlijmscherp. Wie hierop was gevallen zat wekenlang met korsten op het lichaam thuis, oppassen dus, al werden door gebruik van de weg, de steentjes wel gladder.
Om de paar jaar werd er weer een nieuwe teerlaag aangebracht en ook weer een laag steentjes daarboven op, het gevaar was er dus weer opnieuw.


Al hadden de bewoners nu wel een verharde weg, want een zandweg is vaak of te droog en stoffig, of te nat en is het overal blubber. Later zijn zowat alle pekwegen veranderd in mooi glad asfalt, en een verademing voor hen die wel eens (met de fiets) vallen.



Tot de volgende Volluk,        

Twan Simons